Pevekoo's website

Simon Kistemaker: wel of geen culttrainer?

Simon Kistemaker was dé culttrainer van Nederland.
Deze keer: vóór de stelling!
In de VI van vorige week stond een mooi artikel naar aanleiding van het overlijden van Simon Kistemaker. De kop van het artikel luidde: ’Grondlegger van het D’ran-voetbal.’ Deze kop geeft precies aan waarom je een cultfiguur wordt. Niet omdat je het ‘totaalvoetbal’ of ‘met de punt naar achteren spelen’ hebt bedacht. Nee, de cult zit in het woordje D’ran.
Een cultfiguur hoeft geen uitblinker te zijn in zijn of haar beroep, maar moet bij mensen een blijvende indruk achterlaten. Welk beroep uitgeoefend wordt is hierbij niet van belang. In de Nederlandse politiek was Boer Koekoek vroeger een cultfiguur. Met zijn Boerenpartij liet hij een uniek geluid horen. De mensen genoten als de politicus in de Kamer aan het woord was. Niet dat de man geweldige ideeën had over de toekomst van het land, het was zijn optreden dat hem tot cultfiguur deed uitgroeien. In de Nederlandse popmuziek was Armand een mooi voorbeeld van een cultfiguur. De protestzanger met het rode haar was een fervent blower en bleef heel zijn leven een hippie.
In het Nederlandse voetbal waren er naast Kistemaker nog een paar trainers die misschien de titel culttrainer verdienden. Ik denk aan mannen zoals Frans Körver en Fritz Korbach. Gertjan Verbeek had het ook in zich om een culttrainer te worden. Gezien de vele mislukkingen in de laatste jaren moet Verbeek zich nu zelfs afvragen of hij überhaupt nog geschikt is als trainer.
Kistemaker startte zijn professionele trainerscarrière in Australië. Daar had hij een tijdje George Best onder zijn hoede. Best was dé cultvoetballer pur sang. Drank en vrouwen, maar bovenal een geweldige voetballer. Inmiddels terug in Nederland introduceerde Kistemaker bij De Graafschap het D’ran-voetbal. Hij had daarmee succes en spelers en supporters liepen weg met ‘De Kist’. Ook de term Superboeren is in die periode ontstaan. Tot op de dag van vandaag wordt bij De Graafschap met respect gesproken over Kistemaker.

Als trainer van Telstar had hij tijdens een wedstrijd tegen Ajax een aanvaring met Van Gaal. Toen Louis zich in de pauze kwam beklagen over het harde spel van de ploeg van Kistemaker joeg deze hem uit het kleedlokaal met de woorden: ‘Van Gaal, nú opgerot uit mijn kleedkamer.’ Het maakte Kistemaker geen moer uit dat de grote Louis niet gewend was om zo toegesproken te worden.
Alleen al het feit dat de naam van Kistemaker onlosmakelijk verbonden was met de termen Superboeren en D’ran-voetbal maakte hem dé culttrainer. Dat hij daarnaast heeft samengewerkt met George Best en – als een van de weinigen – ballen toonde door Van Gaal aan te pakken, versterken dat predicaat nog eens.

En wat vindt Frank (tegen de stelling)?:
Het zal een gebrek aan opvoeding zijn, maar de naam Simon Kistemaker deed bij mij geen bellen rinkelen, zelfs niet in deze tijd van het jaar. Van de meeste oefenmeesters kan ik normaliter moeiteloos een CV of palmares opdreunen, maar Kistemaker zou ik ongezien eerder scharen in een rijtje eeuwige assistent-trainers zoals de Alfred Schreuders. Dwight Lodewegessen en Cnorren Pot van deze wereld. Hier doet zich dan het eigenaardige fenomeen voor dat je pas na iemands heengaan te horen krijgt wat voor kleurrijk figuur het ondermaanse heeft verlaten. Dit geldt overigens vooral voor gewone stervelingen als u en ik, want menig springlevende profvoetballer beschikt tegenwoordig eerder over een vuistdikke biografie dan een eigen Paniniplaatje. Vedetten uit mijn jeugd moesten hiervoor toch écht eerst tussen zes planken en onder de grasmat liggen en bij leven minstens drie keer de cup met grote oren boven het hoofd hebben getild. Even scheutig als het neerpennen van onvoltooide levensverhalen, is men tegenwoordig met het plakken van etiketten. ‘Cult’ valt ook in deze categorie en het is maar de vraag of je dit moet koppelen een down-to-earth iemand als Simon Kistemaker. Zeker, hij zorgde voor kleur op de wangen bij de teams die hij onder zijn hoede had, mede dankzij de soms onconventionele wijze waarop hij zijn spelers wist te prikkelen. Zijn spelopvatting – d’ran voetbal- was niet in hoge mate vernieuwend, maar deed het in combinatie met zijn de no-nonsense, opgestroopte mouwen mentaliteit goed bij clubs als Telstar, Cambuur en vooral ook De Graafschap. Bij de Superboeren vierde hij zijn grootste successen en bereikte de status van clubicoon, getuige het emotionele eerbetoon onlangs voorafgaand aan de wedstrijd tegen Jong Ajax. Terugkomend bij de stelling van deze week: in deze Achterhoek doe je niemand een plezier de nietszeggende, lege huls als ‘cult’, daar is slechts één predicaat dat telt: